Terramoto de 1755

De grote aardbeving van 1 november 1755.
Een verschrikkelijke ramp, in drie delen zelfs, dat was mij lange tijd niet bekend: het begon met de aardbeving, gevolgd door een tsunami, met tenslotte een zich door de straten vretende vuurzee.

Halverwege de 18de eeuw was Lissabon de welvarende hoofdstad van een groot koloniaal rijk dat zich over de hele wereld uitstrekte en bijna zes eeuwen bestond: van de verovering van Ceuta in 1415 tot de teruggave van Macao aan China in 1999. Het is hieronder op een wereldkaart in rood aangegeven.

Het grootste gebiedsdeel daarin was Brazilië, ontdekt in 1500. Of misschien beter gezegd: opgeëist in dat jaar door Pedro Álvarez Cabral. Hier lees je méér over deze Portugese edelman. 
Portugal was een koloniale handelsnatie en aan alles wat dat aan producten opleverde, Perzische tapijten, zijde uit India, porselein, goud, zilver, ivoor, edelstenen, peper, suiker, nootmuskaat, gember, werd goed geld verdiend. Met naar schatting 180.000 inwoners was Lissabon in grootte de vijfde stad van Europa.

Dit verhaal begon helemaal bovenaan met een prent van wat vroeger het Terreiro do Paço was, het grote plein dat direct vanaf de Taag toegang geeft tot de stad. Hier stond het koninklijk paleis van Dom (koning) José I en koningin Mariana Victória.

Na de rampen is dit plein herschapen tot het nu nog bestaande Praça do Comércio. In het Museu da Cidade is dat Terreiro do Paço nog als enorm tegeltableau te zien.
Vlak na zijn aantreden als vorst benoemde Dom José I - en dat wordt in dit verhaal een belangrijk persoon - Sebastião José de Carvalho e Melo tot, we zouden nu zeggen, eerste minister. Een vernieuwingsgezind maar ook eigenzinnig man, die gezant was geweest in Londen en Wenen, beïnvloed werd door de Verlichting, en de sterke ambitie had het bestuur van zijn land te moderniseren. In 1769 werd hij in de adelstand verheven met als titel Marques de Pombal, de Markies van Pombal. Hij wordt meestal kortweg met Pombal aangeduid. Hier staat hij afgebeeld in 1766, met aan z'n voeten een aantal schetsen voor de wederopbouw van Lissabon.
Maar nu terug naar het begin.
Er was nooit een mooiere ochtend dan die van de eerste november, zo moet een anonieme briefschrijver hebben opgetekend. De zon scheen met volle kracht, de hemel was perfect sereen en helder, en er was niet het kleinste signaal van de naderende gebeurtenis.
Tot ongeveer 9:30 uur. Een klap die gelijk moet hebben gestaan met een kracht van 8,5 à 9 op de schaal van Richter, een schudden van de aarde dat wel 10 minuten moet hebben geduurd, onvoorstelbare verwoestingen, oneindig leed.
De wijk Baixa (zie kaartje) werd het zwaarst getroffen, vrijwel niets stond daar nog overeind. 
Veel overlevenden vluchtten naar de oever van de Taag, het Terreiro do Paço. Op die open vlakte bestond immers geen gevaar onder instortende gebouwen te komen. Maar wat men niet wist: de aardbeving was een zeebeving, met een epicentrum in de Atlantische Oceaan zo'n 200 km ten zuidwesten van Portugal. Eerst trok het water zich ongekend laag terug, maar kort daarna beukte het als een 6 meter hoge muur op de kade, een heuse tsunami, die met een snelheid van 650 km/uur op de stad af raasde. Het was 10:25 uur.
Alles en iedereen werd door de kracht van de golven weggeslagen, en niet veel later door het terugtrekkende water meegezogen. Een hele strook bebouwing langs de kust werd verzwolgen, waaronder de lagere delen van de wijk Alfama. Velen verdronken. 
De Algarve werd ongeveer een kwartier eerder nog veel zwaarder getroffen. Bij de stad Lagos zou de watermuur wel 20 meter hoog zijn geweest. In Albufeira verdween een complete wijk, zonder een spoor achter te laten dat hier ooit bebouwing was geweest, aldus een verslag uit die tijd. Ook Cádiz in Zuid Spanje werd geraakt. Verder naar het noorden van Portugal nam de kracht van het water af, met in Porto ongeveer 1 meter verhoging. Overkomelijk.
Alsof dat allemaal nog niet genoeg was. Op een groot aantal plaatsen in Lissabon braken branden uit. Dat zou wel eens kunnen komen doordat er in veel kerken en woningen vanwege Allerheiligen kaarsen werden gebrand die omvielen.
Een zee, nu van vuur, trok door de straten en verwoestte al beschadigde maar ook nog onbeschadigde huizen, kerken en andere gebouwen. De laatste brandhaarden konden pas in december helemaal worden gedoofd.
Klik op de animatie hieronder om te zien hoe e.e.a. zich ongeveer zal hebben afgespeeld.
De schade was onvoorstelbaar. Het stadshart en ver daaromheen was verwoest, verpulverd en in de as gelegd. Hoog opgestapeld puin was alles wat overbleef. 85% van de bebouwing was verdwenen, de infrastructuur weg, overlevenden namen de benen, plunderaars grepen hun kans. Het scheelde niet veel of de stad zou gewoon ophouden te bestaan, domweg omdat er geen mensen meer verbleven. Er was trouwens al vaker over gefilosofeerd of de hoofdstad van zo'n groot rijk niet beter in bijvoorbeeld Brazilië kon worden gevestigd. Ook Braga in het noorden van het land stond een tijdje op het lijstje als mogelijke nieuwe hoofdstad.
Er moest iets gebeuren, maar wat, en wie moest het initiatief nemen? De koning bivakkeerde in een tent in Belem, was geen uitvoerder van beleid en niet gewend orders te geven, ja alleen aan zijn eigen personeel. Sommige ministers waren te oud en te zwak, andere gevlucht, of gewoonweg om het leven gekomen. Het was Pombal die het initiatief nam: We moeten de doden begraven en de levenden te eten geven, schijnt hij te hebben gezegd, woorden die het symbool werden van de enorme hersteloperatie. Koning José gaf Pombal opdracht alle noodzakelijke maatregelen te nemen.
Soldaten werden naar de stad gestuurd om plunderaars in de kraag te grijpen. Vaak werden die zonder pardon opgehangen. De water- en voedselvoorziening moest op gang komen. Doden moesten zo snel mogelijk worden begraven om de uitbraak van ziektes te voorkomen. Gewonden moesten verpleegd.
Veel vluchtenden kwamen terecht in Porto. De stad kon de aantallen niet aan. Pombal greep weer in: iedereen moest in Lissabon blijven en daarvoor werden zo'n 9000 houten barakken uit de grond gestampt.
Pombal overlegde met architecten om met plannen voor de wederopbouw te komen, vooral voor de compleet verdwenen wijk Baixa. Een van de ideeën van Pombal was dat er een einde moest komen aan de verwevenheid tussen het koningshuis en de uitvoerende macht. Paleis en regeringscentrum moesten wat hem betreft dus ook fysiek een fors eind uit elkaar liggen. Als het aan hem lag werd de hele staatsinrichting eens flink opgeschud, de economie versterkt, corruptie bestreden, en de macht van de adel en de dominante rol van de kerk aan banden gelegd. Heel vernieuwende ideeën dus.
Eén uitgangspunt was onaantastbaar: aan de oever van de Taag en tegen het nieuwe stadshart aan moest opnieuw een groot en groots plein komen dat indruk zou maken op iedere reiziger die daar voet aan wal zette. Zo ontstond het Praça do Comércio.
Geen plein meer met een paleis voor koning en adel, maar het centrum voor een nieuwe klasse van zakenlieden en van ambtenaren als dienaren van de uitvoerende macht. In het midden, fier en trots te paard, een beeltenis van Dom José I.

De oorspronkelijke chaos van kronkelige straatjes in de Baixo, heel pittoresk dat wel, werd vervangen door een overzichtelijk rechthoekig stratenpatroon, een soort raster waarlangs de wijk werd opgebouwd. 
De straten werden breder, zodat ze bij een eventuele nieuwe ramp - moge God die verhoeden - niet meteen door het puin van ingestorte huizen zouden worden geblokkeerd.
De huizen werden gebouwd rondom een soort houten kooiconstructie, de Pombal-kooi, op z'n Portugees de gaiola pombalina. 
Gebleken was dat zo'n staketsel bij een beving de schade kon beperken.
huis in pombaline-stijl
In Japan, heel gevoelig voor aardbevingen, wordt nog steeds op die manier gebouwd.
Tenslotte kon, door standaardisering in de bouw, deels prefab worden gewerkt met onderdelen als gevelplaten, ramen, deuren en trappen die van tevoren elders waren vervaardigd en alleen nog maar geplaatst hoefden te worden. Wat een vooruitgang, wat een moderniteit, nooit eerder vertoond, zo vernieuwend en zo uniek. Hulde.
Marques de Pombal (1699-1782)
Lang leve Pombal, zou je zeggen. Maar uiteraard dacht niet iedereen er zo over. Sommige collega-ministers vonden hem eigengereid en autoritair. Ook in de kerk was, logischerwijze, nogal wat weerstand tegen zijn optreden. En bij de adel niet te vergeten. Die pleegde een aanslag op een aantal rijdende koetsen met daarin hem en de koning. Zij bleven ongedeerd. Maar het gaf Pombal een vrijbrief een aantal adellijke personen te laten executeren. Het paleis van een ander werd verwoest en de bijbehorende tuinen werden bestrooid met zout. Lekker bezig.
Pombal kon meedogenloos optreden, zijn macht was vrijwel onbeperkt. Hij verbood de orde van de Jezuïeten. Rome protesteerde maar bond in, omdat Pombal dreigde met heel Portugal de katholieke kerk te verlaten.
Toen koning José I in 1777 overleed, was de rol van de - in vele ogen - tiran Pombal ook meteen uitgespeeld. Er zaten nog zo'n 800 (!) van zijn tegenstanders gevangen die terstond werden vrijgelaten. Hij zelf ontvluchtte Lissabon, samen met z'n familie. Hem werd zelfs opgedragen minstens 30 km bij de stad vandaan te blijven. Later kreeg hij gratie. Hij werd langdurig ziek en overleed op 5 mei 1782 op zijn landgoed in de plaats waarnaar hij was vernoemd.
Aan het einde van de Avenida da Liberdade staat zijn standbeeld, op de volgende foto op de rug gezien, op een witte zuil hoog boven het drukke verkeer rond het plein dat zijn naam draagt, het Praça Marques de Pombal (hier klikken voor street view).
Ongenaakbaar en onaantastbaar staat hij daar, met een leeuw als teken van kracht aan zijn zijde, en ziet in de verte beneden tegen de Taag aan de stadswijk en het grote plein waar het allemaal om draaide: de Baixa en het Praça do Comércio.
Al ontpopte hij zich aan het slot van z'n loopbaan als een wrede dictator, het eindoordeel over hem in de Portugese geschiedenis valt altijd positief uit: zijn verdiensten winnen het van zijn tirannie.
Hij wordt, behalve voor zijn aanpak van de ramp van 1755, geprezen voor zijn inspanningen Portugal bestuurlijk vooruit te helpen, de drie-eenheid staat, vorst en kerk te breken, daarmee de scheiding van kerk en staat te bevorderen en dus de ratio te laten prevaleren boven religie. Een begin van emancipatie waarbij burgers er vertrouwen in kregen hun lot in eigen hand te nemen, en vooral ook beseften hoe belangrijk dat was.
Maar helaas niet voor lange duur. Na de dood van Dom José wordt onder het bewind van zijn dochter Dona Maria de tijdgeest weer genegeerd en de klok teruggezet richting het feodale Portugal van weleer. Voorlopig tenminste.



Reacties