echt vakantie

Vanaf eind juli tot half augustus. Ruim drie weken verbleef ik die zomer in Figueiró dos Vinhos. Ik had er het rijk alleen, de tegelvloer was klaar, er liepen geen metselaars rond, schilders, timmerlieden, enz. Het was echt vakantie, stralend weer, warm. 's Ochtends deed ik regelmatig boodschappen in Figueiró, dronk koffie op een terras, bezocht de openbare bibliotheek om gebruik te maken van de gratis computers, las en schreef emails en deed m'n bankzaken. Dan terug naar huis voor de lunch met brood, kaas, worst, komkommer, tomaat en wat er zoal nog meer voorhanden was.

Zowat alle bewoners van mijn straatje hebben een moestuintje. Midden in de zomer is de opbrengst daarvan natuurlijk groot, groter dan redelijkerwijs gesproken door hen zelf opeetbaar is. Mijn overburen voorzagen mij die hele periode dan ook van fruit, tomaten, komkommers, sla, uien, knoflook, citroenen. Heel erg aardig. Daarvoor hoefde ik dus niet naar de supermarkt.

In de middagen was ik rond het huis bezig met nog wat klusjes, het schilderen van de huiskamer, op het terras zitten en van het uitzicht genieten,

veel lezen, wandelen en de omgeving verkennen.
En 's avonds kookte ik m'n eigen potje, op het gloednieuwe gasfornuis, in de frituurpan, op de electrische grill. Elke maaltijd nuttigde ik natuurlijk buiten.
De huiskamer moest als gezegd nog geschilderd worden, een aantal lagen om de verf goed dekkend te krijgen. Ik was blij dat ik er destijds voor had gekozen de oude stenen muren van die stal die tot kamer was getransformeerd te laten stuccen. Dat zag er een stuk schoner, frisser en witter dus lichter uit.
Die oorspronkelijke muren, met hun grote, dikke, ongelijke brokken steen, oogden aanvankenkelijk zo romantisch; bij nadere beschouwing waren ze vooral vies, stoffig, lelijk, ongelijk en donker.

In de periode dat ik er was kreeg ik bezoek van vrienden uit Nederland. Sommigen kwamen hier voor de eerste keer om het resultaat van een jaar lang restaureren met eigen ogen te aanschouwen.



Natuurlijk bekeken we de streek en werd er gegeten. Soms gebeurde dat in een restaurant in de buurt, soms thuis en kookte ik in de keuken.
Een van m'n gasten, Pieter uit Utrecht, ging ik hoogstpersoonlijk van het vliegveld in Porto ophalen. Hij reisde samen met m'n broer Paul die weer eens voor zaken in Nederland was geweest en nu terugkeerde naar Portugal. Ik had besloten de reis naar Porto per bus te maken. Die vertrekt rond 9:15 uur vanaf het busstation(netje) in Figueiró en brengt je dan met één overstap in Coimbra in een uur of drie voor ongeveer €11 naar de binnenstad van Porto. Van tevoren had ik bij het kaartjesloket al even geïnformeerd of vooraf reserveren noodzakelijk was. "Nee, niet nodig", zo zei men me.
Op de bewuste dag was ik ruim op tijd, er stonden al wat andere passagiers met tassen klaar, maar een ticket kopen zat er nog even niet in: de kaartjesverkoper was in gesprek. Met veel armgebaren en grimassen besprak hij staand buiten voor het gebouwtje een minuut of tien door z'n mobiel een belangrijke familieaangelegenheid. Even wachten dus. Maar ach, wat maakt het ook uit, de bus vertrekt echt pas als hij de chauffeur een teken heeft gegeven dat iedereen erin zit. Geen paniek dus.
Wel een hele belevenis. Je koopt in één keer het kaartje voor de totale rit, dus ook voor de tweede bus vanaf Coimbra en je hebt een gereserveerde stoel. Het zijn zeer moderne bussen en je ziet ze in groten getale door het land rijden.

Tussen Figueiró en Coimbra zat ik naast een non die druk in de weer was met haar rozenkrans. Misschien nam ze haar medepassagier nog op in haar prevelementjes. We passeerden Penela met het hoog boven de weg gelegen kasteel en bereikten in drie kwartier de oude universiteitsstad.
Ik ken het busstation van Coimbra, vlak naast het treinstation Coimbra-B. Maar daar bleken we helemaal niet heen te gaan. We laveerden een garage binnen, de garage van de busfirma, en dat bleek de overstapplaats te zijn. Een enorm overdekt plein met insteekhavens voor de voertuigen, wat winkeltjes, toiletten, een snackbar, een loket en vooral: een enorme mensenmassa, jong en oud, met veel bagage, krioelend langs de haltes, blikken werpend op de borden met vertrektijden, luisterend naar de omroepberichten over vertragingen, op zoek naar de juiste bus om die vooral niet te missen. Net zo chaotisch, nou ja een beetje minder, handelde ik en vond mijn aansluiting: bestemming Braga, via Porto. Nu zat ik naast een jonge man van in de 30 die doof bleek te zijn. Hij sprak moeizaam, maar kon wel goed liplezen. Af en toe voerden we een wat gebrekkige conversatie.
En zo kwamen we aan in Porto waar we opnieuw een busgarage indraaiden. Ik dronk en at wat op een terras, nam de metro naar het vliegveld, zag het toestel met Pieter en Paul erin landen en begroette ze even later in de aankomsthal. Paul ging naar huis, Pieter en ik bleven een paar dagen in Porto, rondwandelen en kijken, van de grote stad genieten, de rivier met de bekende brug, de restuarants, boekwinkels, architectuur.


Ik had deze zomer last van een paar ratten op zolder. Gelukkig kwamen ze niet naar beneden. Een van de eerste nachten hoorde ik ze lopen en piepen, dacht eerst dat ze zich in mijn slaapkamer bevonden, maar dat bleek niet zo te zijn. Op de markt in Figueiró kocht ik twee rattenvallen, gewoon het model muizenval maar dat twee keer zo groot. En uit Pombal haalde ik rattengif. Twee maal ving ik een rat in de val, dood natuurlijk want de klap bij het dichtslaan is enorm. Je moet ook erg oppassen bij het installeren en voorkomen dat je zelf door de val wordt gegrepen. Toen ik de eerste rat eenmaal letterlijk aan m'n voeten had liggen, vond ik z'n aanwezigheid ineens een stuk minder erg: wat een leuk beestje eigenlijk.

Ja ik wil hem in huis niet hebben, maar hij ziet er toch mooi uit, met zijn grijze behaarde velletje. De buren die ik het niet eens zo forse exemplaar liet zien, bevestigden het nog eens: "Nee, dit is echt geen groot uitgevallen muis!"
Via mijn contactpersoon bij de bank in Figueiró waar ik een rekening heb, mijn 'accountmanager' zoals we dat hier in Nederland (en wie weet ook wel in Portugal) zo mooi noemen, maakte ik kennis met Liedewij Schieving en Jolein Aten, twee Nederlandse vrouwen die deze zomer een camping hebben geopend in Fontainha, een verlaten dorp waarvan zij nu de enige inwoners zijn, een kwartiertje rijden bij mij vandaan: Quinta da Fonte (voor de website zie hier rechts).

Toen ik op een middag aan het wandelen was, zag ik een bordje met deze naam en de aanduiding hoe er te komen. Ik volgde die aanwijzing en kwam na enige tijd wandelen over een onverharde weg bij het huis op de foto: een schitterend plekje in een groen dal, weg van de bewoonde wereld, waar een paar kamers te huur zijn maar waar je vooral prachtig kunt camperen. Er zijn ook tenten te huur. Uitermate geschikt voor mensen die van het Portugese landschap houden, gek zijn op de natuur (de rivier de Zêzere is vlakbij), zoeken naar de totale stilte. Er is een kleine campingwinkel voor de gasten waar het hoogstnoodzakelijke te koop is (voor verdere boodschappen is Figueiró met de auto nog steeds binnen een minuut of 20 goed bereikbaar) en er worden maaltijden geserveerd.
Van een van de dames waren de ouders aanwezig. Tijdens m'n bezoek raakte ik met hen aan de praat. De moeder kwam uit Tiel en in de Tweede Wereldoorlog, toen zij uiteraard nog klein was, bleek bij dat gezin de vader van mijn tandarts Mies Buisman te hebben ondergedoken gezeten. Soms is de wereld maar klein en doe je die ontdekking op een totaal onverwacht moment en op een totaal onverwachte plek: Fontainhas.
Ik kreeg van de dames tenslote adviezen hoe de jonge bougainville in mijn tuin de winter door te helpen: de wortels afdekken met stro. De temperatuur kan zakken tot rond het vriespunt en dat had die van hun niet overleefd. Ik heb de tip doorgegeven aan Paul, want die verzorgt mijn tuin in mijn afwezigheid. En... houdt een oogje op die ratten, zo ze er nog zijn natuurlijk.

Reacties