een week met Ada

Deze vakantieweek bracht ik samen met Ada door in Portgal. 
Ada leerde ik kennen als collega, inmiddels zijn we oud-collega's van elkaar, maar de vriendschap is er niet minder om geworden, integendeel. 
Omdat Ada een hectisch en vermoeiend najaar had gehad, vatte ze het plan op in de herfstvakantie met mij naar Portugal te gaan en er zo even helemaal uit te zijn. In augustus had ze aan de Portugese westkust in een hotel gezeten en was ze naar mij toe gekomen. Ze wist dus hoe mijn huis en de omgeving eruit zagen.
Zo gezegd zo gedaan. We vlogen 's zaterdags samen naar Porto, haalden op het vliegveld de gehuurde auto op en reden naar mijn huis.

Ada is een enthousiaste autorijdster en zo gebeurde het dat ik in die ene week samen met haar méér van Portugal zag dan ooit tevoren. We reisen het land door, vooral naar het oosten en het westen, en legden in die week zo'n 3000 km af. Een behoorlijke prestatie.

De eerste stop was in Penela, waar tegen de heuvels een oude burcht is te bezichtigen. Daar naartoe wandelend vanaf de parkeerplaats kom je door het dorpje en over het gerenoveerde dorpsplein met arcades en hangende planten. We gebruikten er de lunch, op dat totaal verlaten plein, in de zon. Daarna liepen we verder en beklommen het toegangspad van de burcht. Over de muur ervan heen kijkend of door de kantelen was er een prachtig uitzicht op de wijde omgeging. 

Wat ik niet wist is dat er bij mij in de buurt nogal wat Romeinse opgravingen zijn, o.a. in Conímbriga en Torres Novas. Ada en ik namen er een kijkje, erg interessant! 

Via Conímbriga reisden we naar Rabaçal, het dorp bekend om z'n kaas. Kaas was er niet te bekennen, misschien omdat het zondag was. Ada en ik kozen een leuk terras uit, direkt langs de weg. De cliëntele bestond uit locale mensen, de boeren uit het dorp, die druk pratend en hard lachend samen de zondagmiddag doorbrachten. En zo goedkoop heb ik het nog nooit eerder meegemaakt: een glas witte wijn, geen topmerk maar toch, kostte welgeteld €0,15. Ongelofelijk hè? 



Maar we moesten door, terug richting huis en dan naar Vila Facaia. Daar zouden we een vorkje meeprikken met Jan en Keith en Paul en Sean door aan te schuiven in een nieuw eetcafé. En zo gebeurde het ook. We werden met ons zessen in een aparte ruimte geïnstalleerd en genoten een 'eenvoudige doch voedzame maaltijd', ik weet niet meer precies wat.
Iedere avond bogen Ada en ik ons over de wegenkaart en maakten plannen voor de volgende dag. En zo besloten we via Castelo Branco richting de Spaanse grens te rijden. Het is opvallend hoe anders de natuur wordt als je ver naar het oosten gaat: zoveel droger, dorder en minder groen. We kwamen terecht in de (museum)dorpen Idanha-a-Nova en Idanha-a-Velha (nieuw en oud Idanha dus), zeer de moeite waard. Nog verder ging het, naar Monsanto. 

 

Dit dorp is gebouwd op een heuvel waarop zich sinds de zoveelste ijstijd gigantische rotsblokken bevinden. Dus wat deed men? Men bouwde de huizen daar gewoon tussenin, er onder, er tegenaan. Nu is het een toeristische trekpleister.
We troffen er zelfs een merkwaardig varkenskot aan, bovenop de berg. Ada, op de achtergrond, en het varken, voor op de foto, poseerden gewillig. 

Genoeg hierover. 
Een van de daarop volgende dagen brachten we een bezoek aan Batalha en de beroemde kathedraal in die plaats. 
De rijkdom en grandeur zijn overduidelijk aan de architectuur en de overdadige versieringen daarin af te lezen. 
Een gewone sterveling voelt zich er nietig bij. 

Wat deden we nog meer? Gaan naar Nazaré bijvoorbeeld, helemaal aan de westkust van Portugal. Een oud vissersdorp met daar omheen nieuwbouw en moderne uitbreidingen. Ada en ik bekeken het oude gedeelte, een beetje verveloos hier en daar, wandelden langs het strand, tuurden naar de vissersboten op zee omringd door tientallen hongerige meeuwen, zochten naar en vonden het monument voor de vissersvrouw (weinig indrukwekkend). 

Een leuk plaatsje, heel wat te zien. Al waren het maar traditioneel in het zwart geklede Portugese vrouwen. 

Waar kwamen we verder nog die week? Ada heeft een nichtje wonen in Tábua, zo'n twee uur rijden bij mij vandaan. En toevallig logeerde daar op dit moment een andere nicht van haar. Dat was voldoende reden om een dagje Tábua te doen, dus met een omweg erheen en eind van de middag rechtstreeks terug naar Figueiró. 
Op de heenweg kwamen we nog langs Luso, een natuurpark met in het midden een oud tierelantijnenjachtslot, nu in gebruik als restaurant en hotel. 

 

En de route erheen was soms adembenemend van schoonheid. Een slingerweg dwars door de bergen, waar het op dat moment, op die hoogte, behoorlijk fris en vochtig was. Een aantal malen stapten Ada en ik uit de auto om het landschap te bewonderen. Dichtbij hoorden we telkens het 'zoef-zoef' van de enorme windturbines die hier overal electriciteit staan op te wekken. Maar ze bleven onzichtbaar door het dichte bos dat ze aan het oog onttrok. Medeweggebruikers ontbraken, huizen liggen er aan deze weg vrijwel niet, de bewoonde wereld is hier ver vandaan, belijning op het asfalt is nooit aangebracht, hier 's avonds overheen gaan is moeilijk, zo niet gevaarlijk. Eén keer hebben Paul en Sean het toch gewaagd deze route bij donker te rijden, waarschijnlijk omdat er geen alternatief was. Plotseling stonden ze oog in oog met een roedel herten. Zo midden in de natuur zit je hier.
.
Weer een andere dag van die herfstvakantieweek: een bezoek aan de oude vestingstad Óbidos, ommuurd, met nog intacte stadspoorten, erg toeristische straatjes, in het geheel niet toeristische en wel zo leuke achterafstraatjes.

Op weg erheen reden we nog eventjes door Dornes, aan de Zêzere. Hier sliep ik bij m'n allereerste bezoek aan Portugal in mei 2007. Guesthouse Wladival was er nog, net als de dromerige sfeer van het dorpje Dornes.
En we reden langs de Taag, de brede rivier die uiteindelijk bij Lissabon in de oceaan stroomt.
Natuurlijk werd er gegeten met Paul en Sean. Die hadden op dat moment een Ierse vrijwilliger bij hen werken, David. Een website met werkaanbieders en werkzoekenden had hen bij elkaar gebracht. Ada en ik bezochten het nieuwe huis van Paul en Sean
en we gingen ook met elkaar uit eten in Sertã, het restaurant vlak naast de oude brug. Vaste prik. 
Tenslotte bleek Ada een fervent plantenliefhebster en -kenner te zijn. Zij moedigde mij aan nu eens werk te maken van de voortuin. Dus maakte ik werk van de voortuin: opruimen, oude troep en het onkruid eruit, nieuwe planten van het tuincentrum erin.
Niet alleen veraf bekeken we dorpen en stadjes, ook dichtbij. Ik was er nog nooit geweest: São Simão, zo'n 10 km bij mij vandaan. Een bergkloof waar zich de rivier met geweld doorheen perst, een klein gerestaureerd dorpje, een magnifiek wandelgebied.


Toen brak de zondag aan, Ada en mijn laatste dag: koffers pakken, het huis een beetje schoonmaken, de auto stofzuigen en dan op weg naar de luchthaven van Lissabon. Goed te doen, niet teveel verkeer op de weg. 
Het vliegveld van Lissabon vind ik niet zo prettig als dat van Porto: vrij oud, klein, druk. Ik wilde voor de zekerheid nog even op de schermen kijken vanaf welke pier ons vliegtuig zou vertrekken en of de vertrektijd nog steeds dezelfde was. Niet te vinden, hè, geen informatie, o ja, toch, daar in de verte hangt iets aan de wand, zie ik dat goed, wat is het, oh, een monitor, formaat laptop, maar wat staat er allemaal, ik kan het niet lezen op deze afstand en zo hoog aan de muur. Van dat soort dingen dus.
Ach, hoe dan ook: het was een heerlijke week, veel gezien, veel gepraat, kortom het was goed. Zeker voor herhaling vatbaar!

Reacties